Mijn vriend de Eskimo (16 nov)
Mijn vriend de Eskimo
Ineens stond hij op de stoep. Mijn vriend de Eskimo. Hij parkeerde zijn arrenslee, overhandigde me een knots van een ijstaart en viel meteen met de deur in huis: Hij had gehoord dat 'wij hier' met duiven spelen, dat leek hem een merkwaardige bezigheid en wilde er meer van weten.
Misschien zou hij later in het verre Alaska duivensport ook op gaan starten. Hij vond duiven prachtig (alleen witte zag hij in Alaska niet zo zitten) en daarom wilde hij weten hoe duivensport in elkaar zat. Dat kwam mooi uit. Ik stond juist op het punt in te gaan manden, een prachtgelegenheid dus om hem meteen wegwijs te maken. Dacht ik...
POULEBRIEVEN
Voor me lag een stapel poulebrieven: van de club, de Union, het Samenspel, Nationaal. En dat was niet eens alles. Voor het geval ik nog eens mee zou doen aan vluchten als Pau en Barcelona had ik ook nog Internationale poulebrieven achter de hand. Of ik daar allemaal nog wijs uit kon? Nee, dat kon ik amper en dat bespaarde me een hoop uitleg. Wat de inleg per duif was wilde hij weten. 'Nou ja, dat ligt er aan.' In de club 40 cent, in de Union 35 cent, in de Afdeling twee kwartjes, nationaal... Hij vroeg me te stoppen. En de uitslag? 'Ligt er aan waar je speelt. Dat is overal anders.' De volgende vraag was onvermijdelijk: Of je met duiven wat kon verdienen en hoe dat in elkaar zat. Nu begon ik te vertellen over normale poules en hoofdprijzen, speciaals en heeft wie heefts, 'den heb' en scheerwegs, krabberspoulen en damesprijzen, attractiepoulen en buffetprijs.
De Eskimo deed of hij het snapte maar de hamvraag was natuurlijk hoeveel je voor die fratsen moest betalen en belangrijker nog: wat je daarvoor moest presteren. Ik veegde wat zweet van mijn gezicht en reageerde weer: 'Nou ja, dat ligt er aan.'
Ik kreeg destijds allerhande uitslagen toegestuurd en legde er een aantal op tafel. Mooi verzorgde boekjes met fraaie omslag tot grote losse vellen met de kleur van toiletpapier. Een blik in de uitslagen maakte de verwarring enkel groter. In de ene club leverde een speciaal 10 euro op, inleg 50 cent. Elders moest je een dubbeltje betalen en kon je een euro ‘vangen’. Dat was daar al sinds mensenheugenis zo. In weer andere samenspelen bracht een speciaal 25 euro op, (een kwartje zetten) ergens anders waren vier soorten: per 4, per 10, per 25 en per 50. Op de vraag waarom je voor dezelfde inleg in de ene club meer kan winnen dan elders, waarom dezelfde poulen hier 'speciaal' heten en elders 'scheerweg' bleef ik het antwoord schuldig, erger nog: Ik was niet bij machte uit te leggen wat die termen precies inhielden en toch had ik al enige tijd duiven. Ik kon dat niet omdat elke logica zoek is en in duivensport geen standaardtermen zijn. Hoofdprijzen? Overal anders, overal een andere inleg en een andere prijsverdeling. De Eskimo: 'Dus als iemand zegt dat hij een hoofdprijs won kan dat evengoed een euro zijn als 1000?' Ik knikte.
Hij weer: 'Leg dan het simpelste maar eens uit: Gewone poulen: Hoe zit dat?' Ik greep naar de uitslagen. Kijk dat zit zo: 'Hier is dat een op drie, in de Kring een op vier, in Vlaanderen soms een op twee.' De Eskimo schudde het hoofd. 'Waarom hebben jullie niet overal dezelfde poulebrieven met overal hetzelfde systeem? Zodat je weet wat een hoofdprijs is, een speciaal enzovoorts?' Ik bleef opnieuw het antwoord schuldig.
KAMPIOEN WORDEN
Ik besloot het theoretisch gedeelte te laten voor wat het was en nam hem mee naar de club. 'Ha kampioen' werd ik door iedereen enthousiast begroet. De zondag voordien had ik de eerste 5 prijzen gewonnen, was met al het geld weg en dat had niet nagelaten diepe bewondering te wekken bij de sportgenoten. Vooral het feit dat dit al de vierde opeenvolgende week was dat de boel 'volledig werd opgekuist' had veel losgemaakt.
Ik bloosde als een sterappeltje onder al die complimenten en schouderklopjes en zei, zonder dat de Eskimo er om vroeg, dat Kampioen wil zeggen 'Champ', dat was ik dus, vandaar die bewonderende blikken mijn richting uit. Had ik dat maar niet gedaan. Want nu wilde hij weten hoe je in duivensport kampioen wordt! Hij was per slot van rekening gekomen om te leren. Ik probeerde het nog maar eens. 'Verleden jaar won ik het kampioenschap op de laatste vlucht. Ik had 80 duiven mee en won drie prijzen in de eerste 10 en daar had de rest natuurlijk niet van terug. De twee EERSTGEKLOKTE duiven leveren namelijk punten op en met de 74e en 46e getekende had ik ze mooi allemaal liggen.' Eindelijk iets dat hij wel kon vatten. 'Het gaat bij een kampioenschap om de drie eerste duiven?' 'Nou ja, dat ligt er aan. Je moet natuurlijk wel geluk hebben. Had ik in een andere club gespeeld dan was ik met hetzelfde resultaat nergens geweest. Daar tellen namelijk de drie eerstgetekende en die misten alle drie.' Hij stond perplex.
'Dus of je kampioen wordt is afhankelijk van waar je woont? Met hetzelfde resultaat word je in de ene plaats kampioen en val je elders op je bek? Zijn er overal andere maatstaven?' Ik knikte moedeloos. 'Je moet ('in duivensport' kreeg ik niet meer uit de strot) eerst weten waar het om gaat en dat is afhankelijk van waar je woont. In de ene plaats krijg je voor de eerste prijs 100 punten, elders een. Maar het kunnen er ook 20 zijn. Of 1000.'
'Het valt nog mee dat er geen plaatsen zijn waar je met de eerste prijs geen punten krijgt,' grijnsde hij cynisch. 'Die zijn er ook', jammerde ik nu. Dan moet je wonen waar men enkel aangewezen kampioenschappen kent en goed spelen zonder getekende duiven te pakken. Dan heb je niets.' 'Aangewezen wil dus zeggen de drie eerstgetekende?' 'Nou ja, dat ligt er aan' vervolgde ik. 'In sommige plaatsen tellen inderdaad de drie eerstgetekende, maar elders de twee eerstgetekende of drie van de vijf eerstgetekende.' Hij weer: 'Dus als iemand adverteert: Kampioen met 1000 punten voorsprong dan weet je nog niets?' 'Nog minder' kreunde ik. 'In België kun je nationaal kampioen worden met zes punten. Maar er zijn ook clubs met 30 leden waar 12.000 punten misschien niet genoeg is om vijfde kampioen te worden.' 'Vijfde kampioen in een club van 30 leden?' Ik nam mijn voorlichters rol weer op me. 'Kijk dat zit zo: Je hebt kampioenschappen vitesse, halve fond, fond, jonge, navlucht, generaal, generaal met fond, generaal zonder fond enzovoorts. En dat alles soms aangewezen, of onaangewezen, of een combinatie van beide. Tel maar eens op hoeveel titels je kunt winnen.' De Eskimo:
'Als ik het goed begrijp is alles overal anders dan elders? Is dat niet gek? Bij wielrennen gaat het er om wie het eerst over de meet bolt. Bij voetbal wie het meeste goals scoort. Bij biljarten, tennis enzovoorts heeft men regels. Altijd en overal dezelfde, in heel de wereld. Alleen in duivensport verschillen die van club tot club?' Ik knikte moedeloos. Inmiddels was ik klaar met het uitladen van zeven weduwnaarsmanden en werd nog snel gelukgewenst door een clubgenoot toen die zijn mandje met vier duiven naast me neerzette. De Eskimo: 'Heb jij 84 duiven mee?' Ik knikte. 'En je vriend vier?' Klopte.
En gaat het er voor het kampioenschap om wie het eerst twee duiven klokt? Dat is toch waanzin?' Nu legde ik hem uit dat mijn sportgenoot maar een klein tuintje had met daarin een hok van vier meter. Je kon van hem toch niet verwachten dat hij daarop 80 duiven hield? Dat klonk alleszins redelijk. 'Wordt daar geen rekening mee gehouden?' ging hij verder. 'Gelukkig niet,' antwoordde ik. En nu wat zachter: 'Weet je. Die man heeft eerlijk gezegd betere duiven dan ik. Die is met zijn paar duifjes amper te kloppen. Maar in het hoogseizoen breken voor mij goede tijden aan. Dan zijn er in èèn weekend vluchten van 200, 500 en 1000 kilometer en dan kan iemand met een paar duifjes het natuurlijk nooit tegen mij bolwerken.' De Eskimo schudde niet begrijpend het hoofd.
'MUNNE WITPEN'
De sportgenoten in het clubgebouw waren inmiddels begonnen uitbundig te toosten op mijn successen. 'Te toosten' was zacht uitgedrukt. Ze zetten het op een liederlijk zuipen en vervolgens werd de in Brabant onvermijdelijke 'Witpen' van stal gehaald. En het duurde niet lang of een vrolijke polonaise maakte zich meester van de meute. Met de handen bewegingen makend als waren het vleugels zongen ze in koor: 'Daar komt munne witpen aan.' Ik besefte dat mijn vriend zich zat af te vragen of hij in de hemel was beland of in een gekkenhuis. Om hem van die kwellende twijfel te verlossen fluisterde ik hem in het oor: 'Daar komt munne witpen aan is de schlager van de duivenmelker.' De melodie echter maakte bij hem geen herinneringen los en hij sloeg met open mond de dweilende menigte gade. 'Zijn dat duivenmelkers? Die zijn toch helemaal gek?' 'Nee, nee' antwoordde ik gehaast.'Die zijn niet gek, die doen gek.' Hij knikte. Sprakeloos. Maar duivensport liet hem kennelijk niet los. 'Wat is de verste vlucht?' 'Barcelona.' 'Wanneer worden de duiven ingemand?' 'Nou ja, dat ligt er aan. In Nederland...' Maar hij was al weg. Volkomen ontredderd sprong hij op zijn arrenslee en spoedde zich noordwaarts.
Die nacht kon ik slecht slapen. In mijn verbeelding zag ik steeds weer die hossende menigte. Ze deden me denken aan de rattenvanger van Hamelen. Zingend de ondergang tegemoet.
ADVIES
Een maand later lag er een brief in de bus. Van de Eskimo. Hij dankte voor de gastvrijheid en de voorlichting maar had toch maar een biljartclub opgericht. Dan moest je met èèn bal de twee anderen raken. Dan had je een punt. Zo zat dat, voor iedereen. Duivensport had op hem een rare indruk gemaakt. Hij begreep niet dat kampioenschappen en poulesystemen van club tot club zo konden verschillen. Dat iemand met een handvol duiven het op moest nemen tegen die megahokken die als paddenstoelen uit de grond verrijzen. Hij begreep niet dat de een 12 kansen (vluchten) had en de ander 7.
Hij begreep die generale kampioenschappen niet waarbij alle vluchten een heel jaar lang tellen waardoor geen sprake meer is van een hobby maar een 'geketend zijn aan'. Duivensport zou de mogelijkheid moeten bieden eens een weekend te verzaken zonder dat je daarmee je kansen op een titel verknalt. Er zou in alles meer uniformiteit moeten komen. Dan zou duivensport begrijpelijk zijn, beter te vatten.
BESTUURDERS
Bestuurders met verstand moeten het voortouw nemen. Op kleurloze podiumbeklimmers die zich als drenkelingen vastklampen aan het spreekgestoelte zit duivensport niet te wachten.
Mensen die het bij praten laten, zich daarbij verslikken in hun eigen geleuter en daarmee alleen maar hun overtolligheid demonstreren kan de sport missen. Duivensport geraakt niet uit het slop met mensen die een rookgordijn optrekken van woorden en meters paperassen.
Want achter die rook is de sport een vrije val aan het maken, die dient dringend vernieuwd. En te laat is te laat. Welke sport kan zich als een Baron von Munchausen aan de eigen pruik optillen uit het moeras waarin die dreigt te verzinken? De klok tikt voort en de slinger dreigt meer en meer de verkeerde richting uit te slaan. Men dient de gevoelens te beseffen van de man met een dagtaak die bij het inmanden aan moet schuiven achter zijn collega die net enkele mandenvol weduwnaars uit zijn bestelwagen heeft geladen. Duivensport heeft, zoals elke sport, de plicht iedereen gelijke kansen te bieden.
Veel liefhebbers zien zich door kampioenschappen, niet op de praktijk afgestemde vliegprogramma’s en andere zaken genoodzaakt verder te springen dan ze kunnen. Ze zijn als vissen die willen vliegen maar niet kunnen vanwege een structuur die niet mee ging met de tijd. Maar als Icarus zijn ze gedoemd neer te storten en te verstikken in het zand.' Dat en nog meer stond in de brief.
Was getekend: De Eskimo.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
NASCHRIFT
Aan uniformiteit m.b.t. poulebrieven en poulesystemen is inmiddels gewerkt. Tenminste in Nederland. Nu Belgie nog.