Ga direct naar de inhoud.

Als je mag kiezen

Elk voorjaar verwisselen heel wat jonge duiven van eigenaar.

Als jij degene bent die bijhaalt vind je het tof als je mag kiezen. Veel sportgenoten zeggen wel dat ze er niets van kennen maar in hun binnenste denken ze anders.

Dat zie je aan de manier van keuren, aan de 'air' van deskundigheid.

Mogelijk dat 'Lier markt' zijn succes dankt aan het enorme aantal duiven waaruit een keus kan worden gemaakt. Anderen zijn doodernstig als ze zeggen dat 'keuren' voor hen koffiedik kijken is. Als die mogen kiezen hebben ze dus een probleem.

 

MOEILIJK

Ze weten dat er weinig goede zijn, maar nu zijn ze bij iemand die goede heeft en nu moeten ze kiezen.

Ze voelen zich hulpeloos.

Welk jong? Welk eitje?

Diep in hun hart zouden ze wensen dat ze een engelbewaarder hadden die ze in het oor fluisterde:

'Neem de rechtse.' Of 'de linkse'.

Mensen die door onzekerheid geplaagd worden hoeven zich niet te schamen.

Er is niemand die met zekerheid een goede duif van een slechte kan onderscheiden. Zeker niet als het een pieper betreft.

Dat zoveel kampioenen stuk voor stuk een massa jongen kweken is het levende bewijs van hun onkunde en onzekerheid.

 

Er zijn twee scenario's om een goede duif uit de hoop te halen: Een realistische en een fantastische. De realistische is dat een maanmannetje neerdaalt die het voor je opknapt.                

Of er dan helemaal niets is?

Of je evengoed met de ogen dicht die pieper of dat eitje kunt pakken? Dat is een ander uiterste.

Je kunt je kansen wel degelijk vergroten. Zelfs met eieren.

 

ARTIESTEN

Want is er niemand die 'het' kent, het valt niet te ontkennen dat de een meer succesvol is dan de ander als duiven worden bijgehaald.

Voorbeelden te over van liefhebbers 'die altijd geluk hebben'. Vraag is of dat steeds 'geluk' is, of sommigen misschien wat handiger zijn dan de doorsnee liefhebber.

Zoals die Belg bijvoorbeeld.

In de winter heeft hij geen duiven, hij speelt alleen met jongen en... elk jaar weer heeft hij goede die hij koopt op de markt in Lier!

Eens vroeg ik hem hoe hij er in slaagde zo vaak de betere duiven uit de hoop te halen. Hij zei op twee zaken te letten:

Gezondheid en klasse.

Of je 'klasse' al op een leeftijd van vier weken kunt bepalen? 'Een beetje' vond hij.

Klassenduiven zijn volgens hem slimme duiven en die moet je hebben. Die oriënteren zich goed en daar gaat het om!

Slimme duiven zijn duiven die niets ontgaat.

Ze zitten stil maar slapen niet en zien alles. In de schotel al. Hoogstens bewegen ze lichtjes de kopjes met spiedende oogjes. Of duiven gezond zijn zag hij met een oogopslag.

Ze moeten glad zijn.

Gladde duiven zijn gezonde duiven. Altijd! Geluk heb je nodig. Dat erkent zelfs hij.

Maar blijkens zijn prestaties is het niet puur geluk.

 

EIEREN

Zelfs eieren kunnen een aanwijzing zijn.

Moeten piepers glad zijn, voor eieren geldt hetzelfde.

Er mogen geen kalkpuntjes op zitten, 'gebobbelde' eieren duiden op weinig goeds.

Meestal is de schaal te poreus.

Vroeger had ik daar wel eens geduld mee, je weet hoe dat gaat als het er van je betere duiven zijn. Die krijgen meer krediet. Ten onrechte ondervond ik maar al te vaak.

De jongen komen zelden uit, die verdrogen en sterven af.

En àls ze uitkomen zijn het meestal zwakkelingen waarmee niets aan te vangen valt.

Verwijder eieren met slechte schaal. Al zijn ze van de beste.

Vaak zijn het oudere duivinnen die slechte eieren leggen, vooral hartje winter, en... dat is eigen schuld:

Geen geduld.

Een duivin van tien jaar oud koppel je niet eind november.

Je krijgt meestal het deksel op je neus.

Slechte eieren duiden op een haperende gezondheid of het begin van het einde. Het kan aangeven dat het wel eens gauw afgelopen kan zijn.

Verder heb ik een hekel aan ronde eieren. Je leest wel eens dat die langwerpig horen te zijn en dat lijkt ook zo.

 

DROOG!

Piepers die te jong zijn om in de hand te nemen kun je moeilijk op lichamelijke kwaliteiten beoordelen maar wèl op gezondheid en vitaliteit!

Als je de pieper pakt waarvan de pluimpjes op de schouders het verst ontwikkeld zijn pak je bijna zeker de gezondste.

Neem nooit een duif die vochtig in de schotel ligt.

Zowel het jong als het nestvulsel moeten 'droog' zijn.

Vochtig nestvulsel duidt op slechte mest.

Of op een duif die het aan vitaliteit ontbreekt de mest over de rand van de schotel te werpen.

De mest moet 'gebonden' zijn, niet kliederig.

Als die nog stinkt, insecten aantrekt en aan je krabber blijft kleven duidt dat bijna zeker op een zieke of zwakkere duif.

Geen om mee te nemen!

Soms is weinig mèèr aan de hand dan 'geel' en kan een enkel pilletje uitkomst brengen, maar... starten met duiven die je met medicijnen op de been moet houden is slecht starten.

Met gezonde duiven is het al moeilijk genoeg.

 

BEKJES

Piepers welke lang kaal blijven boven de bek moet je ook mijden. Die steken bij het azen de bek te diep in de snavel van de ouders. Soms tot op een leeftijd van zes weken en dat is weer geen teken van vitaliteit.

Verder kun je letten op de sterkte van de bek.

Ik heb een hekel aan bekkentrekkers, open bij de eigen duiven zelden de bek en mensen die dat bij mijn duiven doen krijgen geen goede meer in handen.

Om gezondheid te beoordelen heb je de bek niet nodig. Je hoeft daartoe de duif niet eens in handen te nemen. Een blik in het hok toont al hoe het daarmee gesteld is.

Als ik de bek van een duif open is dat bij twijfel.

Als de bek week is, dreigt te breken als je die voorzichtig wil openen heb je met zekerheid een zwakkeling in handen.

Neem als je mag kiezen ook bij voorkeur de duif die het 'volst' is. 'Scherpe' duiven hebben zelden een goed gevuld kropje wat weer duidt op een haperende gezondheid.

 

BORSTBEEN EN VLEUGEL

En als je het helemaal niet weet?

Als piepertjes in alles gelijkwaardig lijken?

Neem die met het langste borstbeen.

De meeste goede duiven, zeker voor de grotere afstanden, hebben een langer borstbeen.

Uiteraard mag men de zaak niet omdraaien.

Hebben veel goede duiven een langer borstbeen dan wil dat niet zeggen dat duiven met een langer borstbeen 'dus' goede zijn.

Dat duiven met korte vleugels meer geschikt zijn voor vluchten met tegenwind en langere vleugels 'goed voor wind van achter'

is een fabeltje.

Men refereert daarmee naar de mens en speciaal naar iemand die fietst. Maar een versnelling op een fiets is heel iets anders dan de vleugel aan een duif.

Er zijn talrijke voorbeelden van duiven met lange vleugels die eerste prijzen wonnen met tegenwind en van duiven met korte vleugels die wonnen met 'wind mee'.

Heel belangrijk zijn wel evenwicht en juiste verhoudingen.

Bij een lange vleugel hoort een lang borstbeen en omgekeerd. Korte duiven met lange vleugels moet je mijden. Zoals je ook lange duiven met korte vleugels moet mijden.

Je kunt dit vergelijken met roeien.

Zelfs de beste roeier is gehandicapt in een boot met te korte spanen. Zijn de spanen te lang dan zal het rendement eveneens onder de maat blijven.

DOFFER OF DUIVIN?

Soms is er de liefhebber veel aan gelegen dat hij het doffertje pakt als hij mag kiezen. Of de duivin.

Om het geslacht te bepalen doen heel wat verhalen de ronde.

Men let op de ronding van de kop, de breedte van de pennen, de houding van de staart en zelfs de lengte van de teentjes wordt er bij gehaald. Allemaal flauwe kul!

Dat het grootste jong de doffer is is ook niet waar. Veel liefhebbers hebben een voorkeur voor zon groter jong.

Ze verwarren grootte met kracht, vet met spieren.

Jef Carlens zei eens:

'De beste selectie? Kopers laten kiezen. Ze pakken de grootste en de zwaarste. Dat zijn bijna steeds de slechtste en de beste houd je over voor je zelf.'

 

LINKAGE

Sommige liefhebbers zullen van een koppel nooit jongen weg doen als die van een bepaalde kleur zijn.

De ervaring heeft hen geleerd dat als uit een koppel bijvoorbeeld blauwe komen, dat veelal goede zijn.

Uiterlijk waarneembare kentekens (zoals kleur) zouden samen vererven met goede (of slechte!) eigenschappen.

Linkage noemen sommigen dat.

Ik weet niet of die opvatting klopt, maar op het geslacht letten als je mag kiezen lijkt wel zin te hebben.

Een duivin zou 'meer' doorgeven aan haar zonen dan de dochters. Is de duivin van het koppel waarvan je een jong mag kiezen een goede dan lijken de kansen dus groter met het doffertje daar uit.

 

PSYCHOLOGIE

Verder is een beetje mensenkennis niet weg. Proberen aan te voelen welke duif de eigenaar liever houdt!

Het voornaamste wat je nodig hebt blijft evenwel geluk want nogmaals, niemand kent het.

Geen enkel serieus liefhebber zou een duif weg doen als hij wist dat het een goede was.

En toch verwisselen elk jaar veel goede van eigenaar.