Ga direct naar de inhoud.

Misverstanden

- 'Superdieet' toch beter dan gewoon 'dieet?'
- 'Superkweek' toch beter dan 'kweek?'
- 'Supervlieg' toch beter dan 'vlieg?'
Ik was toen bloedserieus.
Bij duivenvoer is inderdaad sprake van grote verschillen in samenstelling en… in prijs. Ik wil niets nodeloos duur maken, koop 'vlieg' in plaats van 'supervlieg' en tot nog toe vlogen ze, elk jaar weer opnieuw.
Dus, weet ik nu, als het ooit minder mocht gaan zal dat niet aan het voer liggen. Trouwens, benamingen hebben in de reclame in het algemeen weinig te betekenen en je moet al wat je hoort, leest en ziet niet al te letterlijk nemen.
Over Kluivert las ik eens:
'De tovenaar trof eerst het houtwerk en joeg daarna het leder alsnog in de touwen.'
Wat was realiteit?
Niks geen tovenaar, niks geen hout, niks geen leder en niks geen touw. Tenminste niet meer. Kluivert is een gewoon mens, hij trof niet het hout maar het aluminium, hij schopte niet tegen het leder maar het polyester.
En met die polyesterbal trof hij niet het touw maar het plastic! Dàt was de werkelijkheid.
Maar 'ballen die tegen het latwerk uiteenspatten' leest lekker en voor mij mag het.v Zorgwekkend wordt het pas als benamingen zo misleidend zijn dat je daar schade van ondervindt.

JUNIOR
'Junior' zou goed voer voor jongen zijn, de benaming duidt daar ook op.
Het is een mengeling zonder maïs, maar:

Voor zover mij bekend is er niemand die met jongen hard speelt en enkel dat zogenaamde 'Junior' (ook wel 'Luikse mengeling' genaamd) voert. Dat is te zwaar. Er zitten te veel erwten in.

Gevolg blauw vlees, minder vlieglust en soms zelfs problemen met de spijsvertering.
Het ligt ze kennelijk te zwaar op de maag.
Jongen willen ook wel eens braken door het pikken van allerlei troep die ze niet horen te pikken in goten, op platte daken of onder het duivenhok.
Onder mijn hok 'komt' geen zon en er groeit niets.
Soms pikken de duiven er zand, kennelijk omdat het wat zuur is.
Een soortgelijk verschijnsel zie je bij verwilderde duiven op stadspleinen. Die scharrelen ook rond op plaatsen waar geen zon komt en opgeschoten jongelui of dronkaards urineren.
Ik houd er niet van dat mijn duiven hun gading zoeken op plekken waar nooit zon komt. Als dat gebeurt grijp ik in en geef elektrolyten.
Die lijken in iets te voorzien, tekorten op te heffen want na enkele dagen is het met het scharrelen onder het hok bijna steeds gedaan.
Die dingen zien en adequaat optreden lijkt me belangrijker dan pakweg 5 procent meer of minder gerst of gerst in je voer.

HOE BESTAAT HET?
Wat je in duivensport zoal mee kunt maken.
Ik kreeg een ‘Belske’ binnen van amper twee maanden oud.
Wat ik ook probeerde, het beestje weigerde te vertrekken.
De ring 'begon met een 6' wat dus wees op een Antwerpse duif.
Eigenlijk had ik de eigenaar moeten opspeuren maar bij mij lopen zo ongelooflijk veel vreemden binnen dat ik daar niet aan kan beginnen.
Ik verzorg ze en laat ze vrij.
Weigeren ze te vertrekken dan laat ik ze op enige afstand van huis los en komen ze dan nog terug dan worden ze naar een centraal hok gebracht.
Drie dagen nadat het 'Belske' bij mij was binnengelopen moest ik in Antwerpen zijn.
Daar liet ik haar los en geloof het of niet, enkele uren later zat het terug op mijn hok.
En ik kan u verzekeren dat het weer slecht was die dag.
Voor geen goud zou ik bij dergelijk weer zelfs mijn oude(!) duiven ineens van zo’n afstand (ongeveer 50 kilometer) op durven leren.

ZINLOOS
Het toont wel aan dat die uitstapjes van drie, vijf en acht kilometer met jonge duiven elke zin missen tenminste als je daarmee de bedoeling hebt ze ‘de weg naar huis te leren’. Ik houd me daar niet meer mee bezig.
Het enige voordeel van die korte ritjes is dat ze wennen aan de mand wat overigens niet onbelangrijk is.
Let er maar eens op hoe jonge duiven de eerste keer dat ze in de mand zitten barsten van de stress.
Ze zijn doodsbang, willen er uit, bevuilen elkaar, zijn op van de zenuwen.
Kennen ze de mand eenmaal dan worden ze rustig en zijn ze minder nerveus. Dat zou dus een voordeel kunnen zijn van die korte ritjes maar daartoe kun je ze evengoed in een mand in de garage zetten.
Ik heb dat Belske alsnog opgegeven omdat ik dacht dat het niet anders dan een super kon zijn. Maar wat bleek?
De eigenaar was een volslagen onbekend liefhebber die eerlijk bekende dat hij met de grootste moeite op de uitslag geraakte. Zo zie je maar.

IN DE WAR
Iemand die zich een beginneling noemt was in de war geraakt door een artikel waarin hij las dat per kubieke meter slechts twee duiven hoorden te zitten.
Het was geschreven door een dierenarts en nu wilde hij weten hoe ik erover dacht.
Heel simpel: Die man moet heel ver van duivensport staan.
Daar klopt namelijk niets van.
Het zou willen zeggen dat op een hok van twee bij twee bij twee niet meer dan zestien duiven horen. Ik durf er op zo'n hok vijftig plaatsen!
Dienaangaande een anekdote.
Met een Nederlandse 'jonge duivenspecialist' was ik eens op bezoek bij een befaamd liefhebber in de provincie Antwerpen. Een man die al jaren goed speelt behalve... met jonge duiven. Hij wist dat wij met jongen wel uit de voeten konden en daarom had hij ons uitgenodigd.
Hij had schitterende hokken, dat moet gezegd, maar prestaties bleven dus uit. 'En ze zitten toch dun en hebben volop lucht', jammerde de Antwerpenaar vertwijfeld.
Dat kon je wel zeggen. Op een hok van zo'n zes meter lang zaten twaalf jongen, zo bang als de pest (hoe kan het anders) maar wel kerngezond.
De man heeft zo’n naam dat we het lef niet hadden hem de les te lezen maar op de thuisreis dachten we beiden hetzelfde:
Dat de duiven ‘zo dun’ zaten was juist zijn probleem.
Op zo'n groot hok met daarop zo weinig jongen is geen sfeer, geen naijver, geen strijd om een eigen territorium.
Een man van de praktijk zal nooit een artikel schrijven waarin hij de liefhebbers bezweert maar twee duiven 'per kubieke meter' te plaatsen.
Dat doen alleen 'kenners' die niet met duiven spelen!
Trouwens het ‘geoorloofde’ aantal duiven per hok heeft ook alles te maken met ventilatie en zelfs het weer.

AANDACHT
Wonderbaarlijk toch hoe in forums liefhebbers vooral bij de les zijn als medicijnen ter sprake komen. Waar het vooràl om gaat, goede duiven, wordt zelden gepraat.
Het heeft te maken met de agressieve publiciteit die sommigen voeren.
Van een evenement als een Olympiade keren mensen terug met stapels folders van het duurste papier met de mooiste kleurenfoto's.
Dat die prijzig moeten zijn ziet een kind.
Enig logisch nadenken kan niet anders dan tot de conclusie leiden dat aan vitamines en medicijnen wel erg veel verdiend moet zijn.
Over het zo belangrijke grit lees je in die dure folders tevergeefs.Omdat daar niets aan verdiend is.
Wat ik wil zeggen is dit: laat je niet gek maken. Geloof in de eerste zaak in de goede duif en pas op voor geslepen publiciteit. Middeltjes om duiven harder te doen vliegen bestaan alleen in de verbeelding van niet presterende liefhebbers en mensen die die troep verkopen.

Die ‘middeltjes’ kunnen er zelfs aanleiding toe zijn dat mensen afhaken. Vanwege valse hoop, de zoveelste teleurstelling en weer centen armer waarvoor sommigen hard hebben moeten werken en die ze aan toffere dingen zouden kunnen besteden.

Ik kan er slecht tegen.

NATIONALE KAMPIOENSCHAPPEN
En waar ik ook slecht tegen kan is de ongelijkheid in onze sport.
In sommige delen van zowel Nederland als België is men volstrekt kansloos voor het behalen van Nationale titels.
Dat laatste vanwege de structuur van onze sport waardoor sommigen niet in staat zijn tegen behoorlijke aantallen duiven te spelen. Als ik een duif heb die elke keer als ik die speel met voorsprong de 1e prijs wint heeft die nog geen schijn van kans om beste duif van Nederland te worden. Vanwege geen mogelijkheid om tegen veel duiven te spelen.
Ook anderen verkeren in die positie en dat is jammer en treurig tegelijk.
Om geld wordt amper meer gespeeld en als je voor het winnen van een Nationale titel al op voorhand kansloos bent kan je je afvragen waar je nog voor moet gaan.
Na bovenstaande zal duidelijk zijn dat het een misverstand is te veronderstellen dat de Nationale Asduiven ook de beste duiven van het land zijn.
Temeer daar er ook nog zo iets is als de kracht van de concurrentie.