Ga direct naar de inhoud.

Feiten en fictie (2) (4-2)

We hadden het verleden week over zo veel onzekerheden in duivensport. Zo veel verschillende wegen naar Rome en zo veel tegenspraken. Ook onder dierenartsen.

Maar na verloop van tijd ervaart de meer wakkere liefhebber dat duivensport niet een sport van alleen onzekerheden is. Er zijn wel degelijk zekerheden, punten van houvast. En we hadden het over liefhebbers die medisch kort op de bal spelen en anderen die medicatie schuwen maar toch succesvol zijn.

 MEDICIJNMANNEN
Uiteraard moeten liefhebbers zelf weten of ze willen presteren met of zonder medicijnen. Of zo min mogelijk. Maar een ding weet ik inmiddels 100% zeker. Uit eigen ervaring en ervaringen van sportgenoten: Bij die ‘medicijnmannen’ (niet oneerbiedig bedoeld hoor) zal je minder makkelijk goede duiven halen. De gezondheid van hun duiven is als het ware een kunstmatige.

Als men dan mislukt met diens duiven denken sommigen al gauw dat ze gefopt zijn. Vaak ten onrechte. Die mannen hebben in de loop der jaren een soort duiven gevormd dat niet meer zonder medicijnen kan. En als die dan terecht komen op een hok waar ze geen medicijnen krijgen kan men raden wat gebeurt. Ik schreef ook dat goed spelen zonder medicijnen nog wel degelijk kan al worden zulke mensen vaak niet geloofd. Leo Heremans, een van de meest spraakmakende liefhebbers van deze eeuw, is er een sprekend voorbeeld van. Leo praat graag over duiven als je maar niet over medicijnen begint. Daar kent hij niets van en kan hij niet over mee praten. En van wie kwamen in deze eeuw meer goede?

 GEEL EN OGEN
Wat ook een zekerheid is?
Het geel bedreigt onze duiven veel minder dan vroeger, het is op zijn retour. Weet U nog hoe verontrust iedereen destijds was? Men sprak over resistentie die niet meer beheersbaar zou zijn. Over kuren met een gedubbelde dosis. Zelf kreeg ik, lang geleden, geen jong groot als niet gekuurd werd tegen geel. Een kuur als duiven eieren hadden werd bij velen zowat standaard. Hoe anders is het nu. Ik weet de tijd niet meer dat hier gekuurd is en zulke geluiden hoor je ook steeds meer van anderen.

Dienaangaande was dr. Marien zijn tijd ver vooruit. Hoe het kon dat een plaag zo maar, als het ware op natuurlijke wijze, bijna kon verdwijnen? Geen idee. En ‘wetenschappers’ of pseudo wetenschappers kennelijk evenmin. Helaas kregen we er iets voor in de plaats dat ook voor veel ongemak zorgt: One Eye Cold.

ONE EYE COLD
Daarmee wordt niet het (vrij onschuldige) ‘vliesje’ genoemd zoals we dat al vele jaren kennen. Dit is veel erger. Een oog komt dermate dicht te zitten dat het eigenlijk onverantwoord is zulke duiven te spelen, hoewel de praktijk toont dat ze wel terugkeren. Bij sommigen is het zo erg dat het twee keer op een jaar toeslaat. Vanzelfsprekend zijn liefhebbers en dierenartsen zoekende. Zelf dacht ik meerdere keren ‘nu heb ik het’ als ik weer maar eens een tip kreeg. Terramycine, Trafloxal, Virgan, Clinagel, neobacitracine, een antibiotica kuur, alles heb ik uit geprobeerd. Pas na twee weken was er verbetering. Als ik niets deed duurde het veertien dagen! Men begrijpt wat ik bedoel. Helaas lijkt het dat er geen andere keus is dan accepteren dat we er een nieuw ongemak bij hebben. En wat erger is, dat er niets tegen te doen is. Als we nog met 200.000 waren hadden we al lang iets gehad. Want dan zou men aan ‘ons’ kunnen verdienen en zouden farmaceuten in beweging komen. En niet alleen zij.

 VERLIEZEN
Over de raadselachtige verliezen van jonge duiven is al veel gezegd en geschreven. Waarom was daarvan vroeger, toen duiven veel minder gelapt werden, geen sprake vragen mensen zich af. Als men toen met 25 jongen wilde spelen kocht men 30 ringen. En meestal kon je er met 28 spelen. Of meer. Zo iets moet je nu eens proberen. En je maakt de gekste dingen mee, zoals kampioen Rondags met name. Hij had zijn jongen negen keer gelapt op een afstand van ongeveer 10 km en ze kwamen probleemloos naar huis. De tiende keer reed hij iets verder en ’s avonds had hij er 15 van de 80 thuis. Er zijn liefhebbers die zeggen geen verloren jongen die aangemeld worden op te halen omdat die niets waard zouden zijn. Rondags weet beter.  

Ik maakte ook diverse keren mee dat jongen die van en lapvlucht samen gelost werden een voor een aan kwamen. Wat bezielde die om zo uit elkaar te gaan, vraag je je af. Met kwaliteit hebben die verliezen dus kennelijk weinig te maken. Wat dan wel? Voor mij staat vast dat gebrek aan gezondheid èèn van de redenen is. Zo werden afgelopen jaar met een kampioen jongen uitgewisseld. De elf jongen van hem werden op twee hokken onder gebracht. Op een hok zes, op het andere vijf. Op het eerste hok zat er na het seizoen nog een, op het andere hok nog alle vijf.

 SYSTEMEN
Nu, inmiddels een aantal jaren terug, totaal weduwschap in zwang raakte vragen mensen zich af wat de beste methode is: Weduwschap (traditioneel) of ‘totaal’. Bij ‘totaal’ (zoals veel andere zaken) over komen waaien uit Nederland, worden zowel doffers als duivinnen gespeeld. Sommigen zijn er erg tevreden over, anderen minder. ‘Minder’ omdat de doffers minder uit de verf zouden komen. Maar moest men mij vragen wat het beste is, zou ik toch voor nog een ander systeem kiezen: Spel met duivinnen waarbij de partner thuis blijft. Gekende exponenten zijn Willy Daniels en Gaston v d Wouwer. Zulke duivinnen kan je wekelijks een heel seizoen spelen. Bij v d Wouwer, zo zei Gaston me, krijgen ze geen week rust. En hoe die presteren moge bekend zijn.

 RIJDEN
En in de week, dus tussen de vluchten door, met jongen rijden, beïnvloedt dat de prestaties ten goede? De eerste vluchten wel degelijk, daarvan ben ik 100% overtuigd. Maar of het later in het jaar ook noodzaak is? Er zijn er genoeg die op de Nationals uitblinken en niet rijden. Nick en Roger Thijs met name. Met oude duivinnen, veelal terug op nest, die je in het najaar speelt moet je anders word je weg gespeeld. Vraag het Rik Hermans, Gebr v d Kooy of Stabel in Goirle.  

NEDERLANDERS
En waar je als Belg ook niet (meer) aan moet twijfelen? De superioriteit van Nederlandse duiven op de grote fond. Op vluchten als Barcelona is het zelfs genant aan het worden. En voor minder ver? Engelsen en Denen met name hebben bijna zonder uitzondering betere ervaringen met Nederlandse duiven, hoewel dat niet alles zegt. Dat zijn niet de grootste betalers en mogelijk speelt dat een rol als ze bij Belgische ‘groten’ aankloppen. Ene A. T. met name kocht veel duiven in Nederland en België. Nu nog alleen in Nederland.