Ga direct naar de inhoud.

Druivensuiker en andere 'geheimen'

Na elk duivenseizoen moet je je bezinnen.

'Wat ging goed en wat niet?'

Vervolgens dien men te zoeken naar het waarom.

Een goed seizoen nodigt minder uit tot nadenken maar dat is dus verkeerd.

Als duiven beter kwamen dan gewend is het handig als je dat kan verklaren want veronder­stellen dat je ineens zo veel betere duiven hebt is te kort door de bocht.

 

KORTZICHTIG

Goede duiven is belangrijk maar met goede alleen maak je geen ' superjaar'.

In een 'superjaar' was ook sprake van supervorm.

Die krijg je wel eens na een kuurtje ' tegen de koppen' maar slechts weinig later is men weer terug bij af.

Vorm die je kunstmatig opwekt is immers van korte duur.

Dus na een minder seizoen maar ook na een goed  moet je je de vraag stellen of je iets anders deed dan voorheen en wat.

Ik sprak over een >minder seizoen= want als sprake is van 'zeer slecht', een jaar waarin je amper prijs kon winnen moet je niet ver zoeken.

Dan waren er gezondheidsproblemen want duiven die collectief zo slecht zijn dat ze geen papier kunnen raken heeft niemand.

Als enkele duiven prima presteerden en de rest er niets van bakte hoef je evenmin ver te zoeken. 'De rest' waren slechte en die kunnen weg.

 

DANKBAAR

Omdat ik (nog steeds) niet in staat ben een goede duif van een slechte te onderscheiden heb ik elk najaar problemen met de selectie zoals de meeste.

Problemen heb je als ' alles vloog' (dat zien we met jongen wel eens) ofÿ als het hele hok hopeloos faalde.

Als ' alles vliegt' is sprake van zo veel vorm dat duiven zichzelf overtreffen. Omdat je ' alles' niet door kan houden is het zaak zo min mogelijk fouten te maken als je beslist welke duiven mogen blijven.

Presteerde geen enkele duif dan had je, zoals gezegd, gezondheidsproblemen wat dus eveneens problematisch is bij de selectie omdat niet aannemelijk is dat je alleen maar voddenbalen hebt.

 

WAAROM

Dan zijn er de liefhebbers die elk jaar slecht presteren.

Sommigen zitten daar niet mee, die spelen puur voor de lol, maar de meeste willen op zijn minst hun mannetje staan.

Zulke mensen vragen zich mogelijk af waarom goed presteren voor anderen de gewoonste zaak van de wereld lijkt en als zo'n kampioen de mond open doet wordt

naar hem geluisterd.

Niet zelden geniet zo=n man van de kennis en capaciteiten die men hem toedicht en

zelfvoldaan neemt hij het niet nauw met de werkelijkheid en gaat geheimzinnig doen.

Een verwerpelijke instelling als men het mij vraagt.

Kampioenen die menen dingen te moeten verzwijgen kan ik een beetje begrijpen,

kampioenen die de sportgenoten op het verkeerde been proberen te zetten niet.

Wielrenners mogen proberen te misleiden en de indruk geven dat ze er door zitten, voetballers mogen bij een penalty letterlijk proberen de keeper op het verkeerde been te zetten, duivensport is anders.

 

INTERESSE

De liefheb­ber die vergeefs successen najaagt is doorgaans het meest geïnteresseerd in >wat de kampioen geeft=.

Het is al zo oud als duivensport zelf.

Heel vroeger werden de Janssens en Huyskens van Riel er al van beticht geheimen te hebben en in de regio waar ik woon reed in de 80-er jaren de naam Lehmler over de tongen.

Hij presteerde zoals waarschijnlijk niemand in Tilburg ooit deed of het moet Kees Noyen zijn van wie hij trou­wens de duiven had.

Wat beide tot zulke kampioenen maakte was dat ze hun prestaties niet afdwongen met de massa, integendeel, een handvol duiven voldeed om de concurrentie de centen af te pikken en in die dagen kon dat heel veel zijn.

Het >flesje= (of de spuit) van 'de Lehm­ler'  werden in de regio spreekwoorde­lijk.

Dezelfde regio overigens waarin F Aarts neergesabeld vanwege >zijn geheim=.

 

MAAR

Weinigen kregen uit de strot dat Lehmler en Aarts wel eens fantas­tische duiven konden hebben die voortreffelijk werden bege­leid.

En velen die met name Lehmler konden waarderen hadden, zoals te doen gebruikelijk, een 'maar'.

>Maar= is een veel gebruikt woord als kampioenen ter sprake komen.

'Maar' hij ligt goed.

'Maar' hij heeft veel duiven.

'Maar' hij zit heel de dag op zijn hok.

En nog veel gehoorde 'maren'.

De ' maar' bij Lehmler was dat diens duiven alleen geschikt zouden zijn voor het kortere werk en liefst met wind van achter.

Tot Wim het beu werd en drie duiven inzette op een eendaagse fondvlucht, hij poulde ze ' tot de nok vol' (dat was destijds dus niet min) en tot stomme verbazing van vriend en vijand arriveerden ze nagenoeg gelijk en wonnen de eerste serie 3 in de toenmalige ZNB (Semi-Nationaal noemt men dat tegenwoordig.

 

GOEDE

Lehmler had velen de mond gesnoerd, aan de klasse van zijn duiven kon niet meer getornd worden, maar voorheen had men dus twijfels.

Zo was er de man die meende >zijn geheim= ontdekt te hebben.

Wat dat was?

Je raadt het nooit: druivensuiker!

Dat gaf Lehmler inderdaad zo veel dat een lepel als het ware recht in de drinkbak bleef staan en wat gebeurde toen dat uitlekte kan men raden.

Half de stad kieperde druivensuiker in de drinkbak maar heel de stad bleef rammel krijgen.

Geen kwaad woord over druivensuiker maar het bleek dus niet het geheim achter de successen van Lehmler.

Geheimen die je uit een flesje kan schudden zijn er nooit geweest en zullen er nooit komen. Dat weten inmiddels ook de mensen die stellig in doping geloofden nu we enkele honderden controles verder zijn.

 

BRAAK

Waar in duivensport nog wel terrein braak ligt en de prestaties tot een aanmerkelijk hoger niveau getild kunnen worden is manipuleren met licht en donker.

Waartoe dat heeft geleid met jonge duiven is bekend maar ook met oude kunnen grenzen worden verlegd als men een vluchtprogramma heeft dat toelaat in juli en augustus nog met oude te kunnen spelen.

Alvast een tipje van de sluier voor niet ingewijden.

Waarom worden dieren en vogels in het voorjaar vrolijk en gaan die zingen en nesten bouwen?

Dat heeft met hormonen te maken.

En waarom?

Omdat de dagen langer worden.

Sommigen zullen er niet gelukkig mee zijn maar ik kom er op terug.

Er zijn NU nog te veel onzekerheden en tegenstrijdigheden.