Ga direct naar de inhoud.

De Huyskens van Riel Story (deel 1) 15 dec

'Union Antwerpen' laat zich graag de 'Hogeschool van de Inter¬nationale duivensport' noemen. De liefhebbers die in Union spelen zijn daar uiteraard niet rouwig om. Wie immers hoort niet graag dat juist waar hij speelt men het op moet nemen tegen de beste duiven die er zijn? Dat vooral ‘de schrijvende pers’ in de provincie Antwerpen zich met grote ijver bedient van die kreet 'Hoge¬school' is niet verwonderlijk.

Sommigen zitten in het commerciële circuit en hebben er alle belang bij de faam van de Antwerpse duif hoog te houden of omhoog te schrijven. Maar niet iedereen denkt hetzelfde over Union, ook niet in België. Liefhebbers uit Lier en omgeving menen dat zij de beste hebben. En dat denken ze ook in de streek van Turnhout, de Vlaanders, Limburg enzovoorts.

De Antwerpse sterspelers zullen nooit kunnen bewijzen dat zij de betere duiven hebben, anderen zullen niet in staat zijn het tegendeel te bewijzen. P de Weerd beweerde lang geleden al in 'Sui¬zende Vleu¬gels' dat het aanvechtbaar is dat 'Hogeschool' synoniem is met 'sterke concurrentie'. 'Er vliegen in Union te weinig duiven' schreef hij in... 1954!

 FEIT

Wat evenwel niet te ontkennen valt is dat 'Antwerpen' een aantal namen heeft voortgebracht die voor altijd zullen voort¬leven in de duivensport. Tientallen jaren waren de vluchten georganiseerd door 'Union Antwerpen' een soort rendez vous waar vedetten met internationale uitstraling de degens kruisten.

Namen als Bremdonckx, Mariën, Havenith, Gebr de Scheemaecker, Louis Vermeyen, Havermaet, Jef Hermans, Corneel Horemans, Gebroeders Marissen en van meer recente datum Gustje Ducheyne en van Rhijn Kloeck en Renè Somers zullen nooit aan het stof der vergetelheid worden prijsgegeven. Al straalde de ster van de laatste even fel als tijdelijk. Maar de grootste van allemaal, en daar zijn het voor een keer zelfs de grootste criticasters over eens was de combinatie Huyskens van Riel. Hun prestaties direct na de tweede wereld¬oorlog sloegen de duivenwereld zelfs tot ver over de landsgrenzen met verstomming.

Huyskens van Riel

 DE START
De combinatie ontstond in 1945, in de tijd dat 'de drie H's' (Havenith, Hermans en Horemans) veel besproken namen waren in duivenland nummer èèn. Maar al gauw werd het bewind overgenomen door de combinatie Huyskens van Riel. Want of het nu van Sint Quentin was (amper 200 kilo¬meter) of van Barcelona (ongeveer 1.000 kilometer), tegen hun veelal donkergeschelpte duiven was geen kruit gewassen.

- Zes duiven mee naar Tours en er (provinciaal) vijf binnen de eerste tien klasseren bij een deelname van duizend dui¬ven? Daar keek in 1949 niemand meer van op.

- 33 duiven mee naar Cormeilles en 32 prijzen? Dat kon alleen Huyskens van Riel zijn.

- Ze wonnen de vier eerste prijzen provinciaal Orleans, 'als eerste in de geschiedenis' schreef men destijds.

- De meest gedenkwaardige uitslag was misschien wel die van Libourne. Er was ‘duivenweer’ voorspeld en de tandem zette 14 vogels in. Die wonnen provinciaal tegen ongeveer 2.000 duiven: 1, 2, 3, 5, 6, 9. Alle 14 duiven stonden op de uitslag. Nationaal klasseerde de zevende duif zich 25e! De Weerd in zijn eerder vermeld boek: 'De meest opzienbarende uitslagen ooit behaald.'

Een beetje liefhebber weet wat het betekent met een overvlucht van bijna 100 kilometer en tegenwind de concurrentie niet alleen partij te bieden maar zelfs de kleren van het lijf te vliegen. In die jaren vroegen 'kenners' zich af tot waartoe ze met hun alleskunners in staat zouden zijn geweest als ze tegen de Franse grens hadden gewoond. Hoewel men de naam 'Huyskens van Riel' nog regelmatig tegenkomt in advertenties en reportages, vooral in Amerika, moge duidelijk zijn dat het voornamelijk de herinnering is die nog voortleeft.

Jef van Riel is al lang overleden. Bij zoon Francois staat duivensport op een laag pitje en alleen Georges, inmiddels ook tegen de zeventig tracht de naam van vader in ere te houden, zij het niet meer met 'de zuivere oude soort' natuurlijk. Die hebben ze alleen nog in het buitenland. Zeggen ze!

Jef van Riel 'was van' 1899. Toen hij 22 jaar was begon zijn vader met duiven. Duivensport als vrije tijdsbesteding kende in die tijd (rond 1920) een explosieve ontwikkeling. Het werd een mode en een rage. Jef was als kind al gefascineerd van de hobby van zijn vader en was ook diens vurigste supporter. Weinig kon die vermoeden dat de naam van Riel vooral door toedoen van zijn zoon een legendarische klank zou krijgen.

Duiven letten bij Huyskens van Riel

 EERST VITESSE
Na zijn huwelijk zou Jef zelfstandig gaan spelen. Zoals gebruikelijk in die tijd hield hij het bij vitesse. En dat was 'pure' vitesse: vluchten van Quievrain, amper 100 kilometer. Slechts bij uitzondering werd deelgenomen aan St Quentin en Noyon (ongeveer 200 kilometer). Overigens is dat niet zo vreemd. In die tijd had op 'den Donk' (bedoeld wordt Ekeren Donk bij Antwerpen) zowat iedereen duiven en vitesse was 'het' spel. Al in 1933, amper 34 jaar oud, gold van Riel als de beste 'vitesser' in wijde omgeving. Wat toen minder bekend was was dat hij 'een geheim wapen' had: Het weduwschap! Hij was destijds een van de weinigen die wel eens duivenlectuur ter hand nam en in het 'Groen Boekske' had hij gelezen over een methode die in de streek rond Luik werd toegepast:

Een systeem zo anders en met zulke geweldi¬ge resultaten dat van Riel het ook eens wilde proberen. Het resultaat was adembenemend en men begrijpt dat hij zweeg als het graf als men hem vroeg wat hij toch 'met de duiven uitspookte'. Zo zijn liefhebbers nu eenmaal. De duiven zaten hoog in de nok van het huis en moesten door een schuif naar binnen. Dat was destijds gebruikelijk, de ingang moest zo klein mogelijk zijn, dat was beter voor het binnenkomen van de (nest)duiven. Maar van Riel speelde met weduwnaars en hij had gelezen dat met weduwschap een groot invliegraam beter was omdat je er tijd mee zou winnen. Iedereen keek zich 'de ogen uit de kop' toen een deel van het dak er aan moest geloven 'Wat gaat de Jef nu doen?' grapte men.

Het grote invliegraam kwam er maar de duiven weigerden door die gapende opening binnen te komen. Tot Jef 'in een colère' schoot en dat grote raam sloot. 'De Jef sluit zijn patatkraam' lachte men in Ekeren. Lang zouden ze niet lachen. Hij probeerde het nog een keer met dat grote invliegraam. Nu wenden de duiven er wel aan en binnen de kortste keren speelde van Riel met zijn weduwnaars kat en muis met de concurrentie. Tot de weerstand zo groot werd dat het bestuur hem beleefd ver¬zocht elders te gaan spelen en noodgedwongen ging hij naar het naburige Mariaburg. Maar ook daar was de lol van korte duur. Nadat men het even had aangekeken werd 'dieën van den Donk' ook daar bedankt voor de lessen. Men wilde van duivensport een gezelschapspel houden en daar was met van Riel geen sprake van.

Door zo veel beperkingen en uitsluitingen had hij geen andere keus dan halve fond te gaan spelen en zich te meten met 'de grote bazen met de dikke nekken van den Union’ dus 'boven de meet' (grens). Wie mocht denken dat hij op de halve fond met zijn vitessedui¬ven zijn Canossa zou vinden kwam echter bedrogen uit. Ook de ‘Unionkanonnen’ van destijds bleken op enkele uitzonderingen na niet opgewas¬sen tegen nieuwkomer van Riel, we schrijven 1937, en het halve fondspel werd in 'het Antwerpse' vanaf nu beheerst door vijf man:

De Scheemaecker, Horemans, Havenith, Hermans van Luythagen en Jef van Riel dus.

 AFGUNST
Maar van de laatste kon men dat kennelijk het slechts hebben. Omdat hij een nieuwkomer was misschien? En er werd gejammerd. 'Van Riel had vitesse moeten blijven spelen. 'Moest hij Union nu ook nog naar de vaantjes helpen?' Jef was zo teleurgesteld door de tegenwerking die hij alom ondervond, vooral van bestuurswege, dat hij in een onbe¬dacht ogenblik besloot er een kruis over te zetten en ontdeed zich van al zijn duiven. Zestig verkocht hij er aan De Scheemaecker, de rest schonk hij aan zijn vriend Frans Huyskens. Het zou, naar later bleek, een schenking met historische bete¬kenis worden. Bij die duiven die naar de Scheemaecker gingen zat 'de Rossenband' van 1930. De toen 14-jarige Francois herinnert zich nog als de dag van gisteren de tranen in de ogen van zijn vader. En toen wist hij het zeker. Vader zou nooit zonder duiven kunnen. Vooral ‘de Rossenband’ had een speciale plaats in zijn hart. Dat was een duif die tot in wijde omge¬ving gekend was. Hij was groot, zwart van kleur met een bruine doorslag en had ‘kastanjeo¬gen' in de robuuste kop.

Bijna zondag na zondag zou hij de eerste prijs gewonnen heb¬ben maar er was een probleem. 'De Rossenband' was zelfs bij de kleinste jongen uit het dorp bekend als een slecht binnenkomer. Met grote bogen cirkelde hij, soms minuten voor de andere duiven arriveerden, boven de hokken van de concurrentie. Om ijlings naar binnen te gaan als de duiven die hij op afstand gevlogen had zich meldden. Vijf jaar had hij alleen Quievrain gevlogen, op zijn oude dag werd dat halve fond in Union en later werd hij dus getransfereerd naar De Scheemaecker.         (wordt vervolgd)