Ga direct naar de inhoud.

Op volle toeren (15 okt)

Het duivenseizoen loopt alweer ten einde, de verlate start zijn velen alweer vergeten. En wie had in april durven denken dat half juli al fond gespeeld zou worden? Want fond? Misschien in augustus, zo hoopten de optimisten. En òf we aan spelen toe kwamen. We worden al weken overstelpt met uitslagen. Vooral door een overvloed aan fondvluchten, zowel in Nederland als België.

En weer worden indrukwekkende series neer gezet met jonge duiven. Niet normaal. Onder ‘indrukwekkend’ versta ik niet alleen de 10 eerste prijzen winnen tegen veel duiven maar ook, zoals Henri Menten met name, met drie duiven mee 3 kopprijzen pakken. Hoe anders was het in mijn jonge jaren.

Spelen met jongen werd destijds populair vanwege ‘meer gelijke kansen’. Nu lijkt het dat, als er èèn discipline is zonder gelijke kansen, dat het spel met jongen is.  

 HOEZO?

Hoe de zogenaamde specialisten zo kunnen stunten? 

-Puur vanwege kwaliteit, zegt de een. Zou de 10 eerste prijzen winnen tegen 1.000 duiven echt betekenen dat die andere 990 minderwaardig zijn? Komaan.

-Ze hebben een goed systeem, meent een ander. Maar… wat baat een goed systeem als het de duiven aan klasse en vorm ontbreekt?

-Supervorm hoor je ook. Dit komt al aardig in de buurt, maar is evenmin DE  verklaring.

Wat dan wel? De cirkel. De ‘oprollers’ van nu hebben die rond. Die hebben goede jonge duiven, gezonde jonge duiven en een perfect systeem. Ik kan daar een beetje over mee praten.  

 VERKLARING

En dat heb je allemààl nodig, die factoren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat heb je aan superieure vliegers of een perfect systeem als de basis gezondheid er niet is? Of aan duiven die wel gezond zijn maar te dom om de weg naar huis te vinden?   Zonder te willen beweren dat ik iets van duiven ken mag ik zeggen dat ik, wat betreft het jonge duivenspel, mijn sporen heb verdiend. Ik weet dat ene K zich er aan ergert maar dat moet dan maar, ik ga toch een voorbeeld geven.

 VERTREK

Het gaat over dat eerste vluchtje met jongen van amper 100 km in de 90-er jaren. Dat werd volledig opgerold met de 10 eerste prijzen tegen 1.100 duiven met een beperkt aantal duiven mee, ik heb trouwens nooit geprobeerd successen af te dwingen met de massa. ‘Je had geluk dat de duiven net over jou kwamen’, hoorde ik. Ik zei niets. Best zeg je nooit te veel als het goed gaat. Sommigen staan klaar om elk woord dat je zegt tegen je te gebruiken. Waardoor je je soms voelt als een koorddanser.

Terwijl die zijn kunstjes uitvoert staan ze met messen te zwaaien. Richting koord. En degenen die complimenten wel uit de strot krijgen hebben vaak een ‘maar’. Maar hij had er veel mee, maar hij ligt in de goal, maar hij is naar de dierenarts geweest. En nog zo veel maren. Als je over water zou lopen zouden ze nog zeggen ‘maar hij kan niet eens zwemmen’.

 ANTWOORD

Hoe snoer je die criticasters best de mond? In het voetbal en wielrennen zegt men door de voeten of de pedalen te laten spreken. Ik deed dat destijds op Nationaal Orleans. Hetzelfde ploegje dat dat vitesse vluchtje op rolde schoot enorm uit de krammen op deze klassieker. Nu met wind tegen! Hoe ik eerder dat korte vluchtje op kon rollen? In tegenstelling tot de meeste 'reed' ik destijds en zelfs meer dan dat. Ik nam telkens ook wat oude mee. Aldus werd de jongen geleerd de losplaats direct te verlaten. Ik had in Quievrain meerdere lossingen bij gewoond en het verschil tussen jonge en oude gezien. Dus zou je kunnen zeggen dat die jongen van me niet zo zeer voor de rest arriveerden als wel voor de rest vertrokken. Bij oude speelt dat minder. Daar win je niet de 10 eerste omdat die ALLEMAAL meteen de losplaats verlaten.   

 BERLAAR EN OMSTREKEN

Ik herinner me nog wat Marcel Wouters zei, toen ik in Belgie ging spelen. ‘Wat het is weet ik niet, maar tegen Berlaar en omstreken kom je altijd vijf minuten te kort.’ Henri de Wilder, die woont er amper 15 km vandaan, beweert dat het op pure vitesse weinig anders is. Wat beide bedoelden ondervond ik al gauw. In een jaar met veel tegenwind kwamen we op de verste afstanden wekelijks te kort. Vanwege die  tegenwind niet eens zo vreemd. We haalden dan ook opgelucht adem toen voor het volgende weekend stevige wind mee werd voorspeld. Nu zou het anders zijn. Hoopten we.  Toen kwam die vlucht. Er stond inderdaad een stevige wind mee, maar… het was weer Berlaar en omgeving boven.

  BETERE DUIVEN?

Bekijk de uitslagen van de Nationale vluchten, of die van inmandlokaal Bevel alleen al, en je gaat onwillekeurig denken dat de duiven daar net ietsje beter zijn. Haalden de Janssens hun basisduiven trouwens ook niet in Herentout en Berlaar? En ‘deed’ de combinatie Huyskens van Riel (door P de Weerd bewierookt als de beste ooit) het ook niet met duiven die ze haalden bij van Jos v d Bosch, weer uit Berlaar? Het ‘kweekkoppel’ van Meulemans is vaak beschreven als het beste ooit. De doffer was geboren in Berlaar.  

 OPPASSEN

Maar… Laten we niet te snel conclusies trekken. Ik ken meerdere liefhebbers uit  België en elders die veel geld in de streek lieten voor ‘betere duiven’ om uiteindelijk te concluderen dat ze er niets mee op schoten. Liggen ze daar misschien zo goed? Als ik dat vroeger hoorde moest ik lachen. Weer een slechte verliezer dacht ik dan. Nu lach ik er niet meer mee. Goede ligging? Denk dat er een kern van waarheid in zit. Ook dit jaar domineerde de streek weer meerdere nationals.

Vanwege, althans, zo denk ik, een combinatie van goede duiven EN goede ligging. Die zaken hebben trouwens met elkaar te maken.

De trek van de duiven wordt immers niet alleen bepaald door wind en massa, er is nog een factor: Kwaliteit. Ook die bepaalt mede de trek. Waar meer spelers met goede duiven kort bij elkaar wonen profiteren streekgenoten. Dat weten ze in Gouda en omstreken met name.

 VITESSE 

Wat uitslagen ook leren? De vitesse loopt bijna overal terug, nu al in volle seizoen. Waarom dan nog twee vitesse vluchten houden op dezelfde dag? Vroeger kon dat, toen we nog met 200.000 waren. Of voor mijn part 75.000. Nu kan je echt spreken van een overkill. Zoals op de grote fond.  Sommige vitesse spelers weten dat ze op een zinkend schip zitten en voorzichtig wagen ze zich naar HaFo. De een slaagt, de ander faalt. Kunnen die vitesse duiven van de specialisten de verdere afstanden wel of niet aan? De ene soort wel, de andere niet. Je kan de eerste herkennen aan zacht gevederte en ‘soepel‘ geraamte. Grote stugge duiven met harde pluimen kunnen goede vitessers zijn, maar daar blijft het bij. Uiteraard geen probleem als U daar anders over denkt.