Ga direct naar de inhoud.

Pluspunten

In deze tijd verkeren veel liefhebbers weer vol twijfel omtrent de laatste selectie.

Er moeten er nog enkele uit maar welke?

Geloof me, zelfs de grootste kampioen worstelt soms met dat probleem omdat ook hij niet met zekerheid goede van slechte kan onderscheiden.

Het doet denken aan Piet de Weerd.

Heel heel lang geleden stond die bij mij in de tuin om me te feliciteren met mijn 3e Nationale overwinning van Orleans (z).

Zo'n gelegenheid laat je niet voorbij gaan want was Piet niet een keurder met wereldnaam?

Hij had al meerderen kampioen gemaakt en ik gaf hem wat duiven in handen.

Hij maakte een afwerend gebaar en zei: 'Jij speelt Halve Fond, van Halve Fond heb ik helemaal geen verstand en van fond een beetje. Maar daarmee heb ik nog een enorme voorsprong op de rest. Die heeft er totaal GEEN verstand van.'

 

OMDRAAIEN

Hij bekeek de eerste duif lang en aandachtig, trok zo hard aan zijn bek dat ik vreesde dat hij hem de nek uit trok en vroeg toen of ik me om wilde keren.

Ik snapte er weinig van maar deed wat hij me vroeg.

Vervolgens vroeg hij me hetzelfde te toen met nog vier duiven.

Toen zei hij:

'Weet je nog welke duif je als derde losliet?'

Dat wist ik nog.

'Dat is de enige duif waarmee je naar de zware fond kan.'

Verbouwereerd keek ik hem aan. Hij had die duif niet eens in handen gehad.

Ik vroeg hem waarop hij die mening baseerde.

'Dat was de enige duif die ik amper hoorde opvliegen' zei Piet.

Het deed denken aan wat je vaak hoort als mensen bij een duif de vleugel openen. Dat mag je amper horen of de duif is niets waard, zeker niet voor de fond.

En' Het deed me denken aan duiven die in bad gaan.

Die het meeste moeite hebben daaruit op te vliegen zijn zelden de betere duiven.

Ook deed het denken aan mijn jeugdjaren.

 

JEUGD

Ik was een jaar of 15 en al bezeten van duiven.

Vreemd was dat niet.

Zowat iedereen in het dorp had toen duiven.

Samen met een vriend leerde ik die altijd op, met de fiets.

Maar we hadden een merkwaardige gewoonte.

We reden naar een beekje in de buurt van Meerle, dompelden de duiven enkele malen in het water en masseerden ze zodanig dat ze amper konden vliegen.

Dan zetten we ze op de kant en wij als gekken naar huis om ze voor te zijn.

Meestal lukte dat.

En 'guess what?'

Het waren steeds dezelfde duiven die eerst thuis waren

De beste!

Dat werd ons hulpmiddel bij het selecteren.

Een beetje onorthodox dat wel, maar we waren jong en volwassenen halen ooit vreemdere toeren uit.

Allemaal toeval?

Geloof ik niks van.

Zijn zachte pluimen niet een eerste vereiste voor een goede duif?

Dat snel opdrogen en weer kunnen vliegen heeft alles met zachte pluimen te maken.

 

VREUGENDHIL

Het gebeuren lijkt op wat ik ooit meemaakte Arie Vreugdenhil in Rotterdam. Dat was destijds een van de beste fondspelers van Nederland, op vluchten van 1.000 kilometer bijna onklopbaar.

Op een keer zei Arie: 'Ik zal je eens iets leren.'

Hij stak wat duiven in een korf en vroeg me te volgen naar een pleintje tussen hoge flatgebouwen.

'Ik heb 2 superduivinnen bij en enkele jaarlingen die alles nog moeten bewijzen' zei hij.

Hij liet de 'superduivinnen' als eerste los.

Ze vlogen bijna recht omhoog en waren al gauw over de flatgebouwen verdwenen.

Toen liet hij de anderen los. Die raakten niet tot over de gebouwen en gingen halverwege op een balkon of vensterbank zitten.

Als een soort tussenstop.

'Die moeten er waarschijnlijk uit. Dat is mijn manier van selecteren' zei Arie.

Ik dacht er lang over na en besloot dat ik ooit grotere onzin had gehoord.

 

ZELFDE PLEK

Het is ook al weer heeeel lang geleden, in 1981 om precies te zijn, dat ik 2 jongen had waarvan ik meende dat het wel eens supers zouden kunnen worden.

Twee nestzusjes, de 81 en de 82.

En mijn tragiek is dat ik soms ook wel eens gelijk heb.

Al heel jong vielen ze op door hun pienter gedrag, hun spetterende gezondheid en dan was er nog iets.

Ik had zo'n 40 jongen en daar waren er twee bij die ik in het donker van het hok kon pakken omdat ze altijd op dezelfde plek zaten: de 81 en de 82.

'Dat worden ze' zei ik tegen sportgenoten en dat bleek ook zo.

Van Nationaal Orleans dat jaar, dezelfde dag gevlogen als Bourges in Belgie en de grootste ramp ooit, kwamen er in mijn samenspel dezelfde dag maar 2 duiven door: de 81 en de 82.

Ze wonnen beide bij de eerste 15 S Nationaal en de eerste serie 2.

Vanaf toen ben ik piepers in de gaten gaan houden die al gauw hun eigen stek hadden en inderdaad. Dat werden veelal de betere.

Duiven komen naar huis voor hun territorium beweren velen.

Dat sluit daar mooi bij aan.  

 

BORSTBEEN EN BEK

En sta je voor een keus welke duiven te verwijderen die in bijna alles gelijk zijn?

Behoud die met het langste borstbeen.

Of trek de bekjes open en kijk hoeveel weerstand die bieden.

Is er een bij met een bek die zo zwak is dat die dreigt te breken weg er mee. Het is met 100% zekerheid een slechte.

De stuit kan ook een hulpmiddel zijn.

Weliswaar zijn er goede duiven met open stuit, maar heel weinig.

De meeste zijn geen pijp tabak waard dus weg met zulke.

En gedenk: Goede opruimen gebeurt, maar' heel weinig.

Slechte doorhouden daarentegen, vooral vanwege de afstamming, doen we des te meer. Tenminste ik toch.

Ook duiven met een pedigree van hier tot Tokio kunnen niets waard zijn.

Verder is me vaak opgevallen hoe verschillend grote kampioenen duiven beoordelen. Zo heeft Vandenabeele een speciale kijk op duiven en een verkeerde kan dat niet zijn.

Van welk hok in Belgie komen meer goede dan van hem?

Het tekent ook zijn eerlijkheid.

Natuurlijk kweekt ook hij slechte, wie niet.

Voor 'alleen maar supers' moet je op internet zijn.

Dat de man nog vrij rond loopt die er mee begon ook een foto van het oog bij de duif te plaatsen is overigens iets wat ik nooit begrepen heb.