Ga direct naar de inhoud.

Een nachtmerrie voor velen

Er zat een lijster in mijn tuin. Eigenlijk was het geen lijster maar een merel.

Maar mijn vrouw zei dat het een lijster was, vrouwen spreek je best niet tegen, dus sprak ik ook maar van een lijster.

Ik kende het beestje omdat een staartpen om welke reden dan ook scheef stond. Maar op een dag was hij foetsie.

Ik stond er amper bij stil tot mijn vrouw 'een grote vogel met een kleine vogel in de klauwen' had zien vliegen.

De kleine was uit de klauwen gevallen en zij had het hevig bloedend diertje opge­pakt.

'Kijk eens naar dit arm spreeuwtje' zei ze ontdaan.

Maar ik zag meteen dat het haar lijster was; die merel dus.

'Liever hij dan mijn beste duif' dacht ik hoewel velen daar waarschijnlijk anders over denken.

 

Een merel, dat ziet zelfs een vrouw
DE ROOFVOGEL

Dat roofvogels andere vogels oppeuzelen is iets waarmee ik kan leven, maar van mijn duiven moeten ze afblijven.

Omdat mijn vrouw vindt dat ze ook van 'spreeuwen' af moeten blijven waren we het gauw eens.

Die roofvogel moest opkrassen.

Hem vangen?

Afschieten misschien?

Je kan in dit land beter je schoonmoeder om zeep helpen dan een beschermde vogel.

Ik schreef over roofvogels en van alle kanten kreeg ik raad.

Over zilveren bollen, een cd met de roep van krijsende vogels, stickers en noem maar op.

 

'NIKS GEKORT'

En ik kreeg bezoek van mensen die in een streek wonen waar roofvogels ook een nachtmerrie waren.

'Waren.' Want men had er er iets op gevonden.

Ik kon het amper opbrengen te luisteren.

'Iets gevonden tegen de roofvogel?'

Dat verhaal had ik al zo vaak gehoord.

Die mag dan duiven vangen, mij vangen ze niet meer.

Maar het klonk zo overtuigend dat het mijn nieuwsgierigheid prikkelde.

'En wat heb je er dan wel op gevonden?' geeuwde ik.

'Een Oehoe, een soort uil, van kunststof. Uilen en roofvogels zijn natuurlijke vijanden' zei het bezoek.

Niet geschoten is altijd mis dacht ik en er kwam zo'n Oehoe in mijn tuin. En voor het eerst sinds jaren kreeg ik geen bezoek van de roofvogel.

 

DAAROM

'Waarvoor dient die namaakuil?' vroe­gen mensen me.

'Die houdt roofvogels weg' zei ik.

'Is dat zo? Waarom schrijf je er dan niet over? Dat zou voor veel liefhebbers het einde van een nachtmerrie zijn' kreeg ik te horen.

'Ik durf niet. Nog niet. Pas als ik zeker ben' rea­geerde ik dan.

Want foutieve informatie verschaffen of je 'verschrijven' is niet goed voor je imago.

Vroeger maakten we van verschrijvingen en verspre­kingen een soort sport.

Van 'gewijde maagden' maakten we 'gewaagde meiden.'

Van 'Ceasars lijfwacht' werd 'Ceasars wijf lacht' gemaakt.

Herders leefden niet van 'schapen en geiten' maar van 'gapen en sch..'.

We tilden een kast niet op met vereende krachten maar ver­krachte eenden.

Dat was lachen. Onbewuste versprekingen waren de beste.

Nu wil ik niet zeggen dat je bij het lezen in je duivenkrant nooit eens mag lachen maar onzin schrijven is toch iets wat je beter niet doet.

Daarom schreef ik niet over de Oehoe.

En gelukkig maar.

 

NEP

Men moet weten dat een 'maat' ook problemen had met de roofvogel. Nadat ik hem zei dat ik 'het' gevonden had, bracht hij me terug in de werke­lijkheid.

Hij had die winter ook geen roofvogel gezien en' in zijn tuin stond geen oehoe.

Nadien sloeg de roofvogel wel toe. Vlak onder de ogen van mijn 'oehoe'.

'Een tamme ekster' hoorde ik later weer.

Ik moet het nog zien.

Dus is het slechte nieuws dat een roofvogel op zoek naar prooi door niets maar dan ook niets is af te stoppen.


Helaas een bekend beeld voor velen 

VERZORGER

Nu een tip voor mensen die hun duiven zelf niet kunnen verzorgen.

Je weet hoe dat vaak gaat.

De liefhebber komt vanwege zijn werk of andere omstandigheden weinig bij zijn duiven en als die van de vlucht komen is het prijs; of beter geen prijs want ze komen van geen kanten binnen.

Daar is iets aan te doen; dezelfde kleren dragen als de verzorger is al iets, maar nog beter is ook hetzelfde geluid maken.

Allebei 'kom kom' zeggen?

Of allebei fluiten?

Nee, zo stom zijn duiven niet.

Dat geluid moet mechanisch zijn. Door hetzelf­de fluitje bijvoorbeeld.

Geleerd van iemand met weinig tijd, veel dui­ven en daarom twee verzorgers.

 

EINDELIJK

De man kocht overal de beste duiven en wilde pres­taties zien. Die zouden er ook zijn, de duiven kwamen prima, maar niet binnen.

Niet voor hem, niet voor de ene verzorger en niet voor de andere.

Tot hij het, na zich mateloos ge'rgerd te hebben, gevon­den had.

Hij kocht drie dezelfde fluitjes.

Voor elke verzorger een en een voor hemzelf.

Met dat ding moesten de verzorgers de duiven in de week voortaan binnenfluiten en ook als ze van de vlucht kwamen werd dat fluitje gebruikt.

Vanaf toen suisden de duiven binnen als ze het fluitje hoorden, wie er blies maakte niet uit.

Conditioneren heet dat, eigenlijk vanzelfsprekend maar het zijn vaak voor de hand liggende zaken waaraan we niet denken.

Zo hadden Amerikaanse ruimtevaarders ooit problemen met het maken van notities.

Wat ze ook probeerden, uit hun ball-points kwam geen inkt. Tot ze aan de Russen vroegen hoe zij dat deden.

'Met een potlood' zo bleek.

 

NOG DIT

Waarom over roofvogels schrijven als er toch niets tegen te doen is?

Dat probleem wordt enorm onderschat.

Het was voor sommigen zo groot dat ze met duiven zijn gestopt.

Het zijn vooral piepers die net buiten komen die slachtoffer worden en IETS kan je wel doen als je in zo'n streek woont waar het wemelt van die krengen.

- Later kweken, maar dat is in Belgie geen optie omdat het jonge duivenspel er vroeger begint dan in Nederland.

- Je jongen pas los laten als die een week of 10 oud zijn.

Of die dan niet verloren gaan?

Valt mee als je ze los laat met OUDE duiven, liefst bij slecht weer.

Drie jaar terug konden piepers begin februari niet los vanwege een ophokplicht en met de bibber op het lijf werden ze los gelaten toen ze in feite te oud waren.

Van verliezen was amper sprake.

Hier haalde iemand eens duiven op voor een eenhokswedstrijd in China.

Hij betaalde mits hij uit mocht zoeken.

Tot mijn verbazing nam hij jongen mee die al lang uitvlogen en' in China ging er niet een verloren.

Wel moet gezegd dat daar in wijde omgeving geen ander duivenhok te bekennen was.