Ga direct naar de inhoud.

Alleen op de wereld

Alleen op de wereld

 

Na intensief speurwerk had ik hem gevonden:

Guy van Ostade, de vedette van weleer, bekend tot in alle uithoeken van de wereld waar met duiven gespeeld wordt.

Ik trof hem op de allerlaatste plaats waar je iemand als hem zou verwachten; in een oud kolenhok.

De aanblik was verpletterend, het idee oog in oog te staan met een legende ontnam me bijna de adem.

 

'Bent U van Ostade? D' van Ostade?'

Hij zuchtte. 'Ja dat ben ik. En jij bent weer iemand van de krant zeker? Geen interview alsjeblieft en ook geen foto's.'

Hij was gegroefd, d'gen niet geschoren en beangstigend bleek.

De leegte in de ogen en dat verwaaide uitgeteerde gelaat deden denken aan een strand waarvan het water zich voorgoed heeft teruggetrokken.

Was DIT hem?

Ik dacht aan die vlucht uit Bourges die hij verpletterde, die overrompeling op Orleans. En nu zat hij hier, weinig meer dan een schim.

 

'U ziet er niet echt gelukkig uit meneer van Ostade. Bent U altijd zo geweest?'

Een flauwe glimlach verscheen op het gegroefde gelaat.

'Nee joh', en een traan wegpinkend, 'vroeger was ik de gelukkigste mens van de wereld. Dat was toen ik nog met mijn familie kon gaan wandelen, reizen en van de kinderen genieten. Ik had nog niet die slapeloze nachten, wel veel vrienden en bloemen in de tuin.'

 

'Wat is er gebeurd? Toch geen ongeluk zeker? Of een ziekte?'

'Nee man. Ik ging duiven houden.'

 

'Ja dat weet heel de wereld. Hoe bent u eigenlijk begonnen?'

'Klein, heel klein', verzuchtte hij.

De geniale oorspronkelijkheid van dit antwoord ontnam me bijna de adem. De meeste liefhebbers zijn klein begonnen, maar de niet kampioenen blijven klein.

 

'En verder?' Ik klopte hem bemoedigend op de schouder.

'Nou ja', jammerde hij. 'Ik had, denk ik, vijf jaar duiven en toen veranderde mijn leven. Ik begon hard te spelen. Duiven bleef hobby, maar ik verk'cht bij het leven.'

 

'Is dat niet hypocriet?'

 

'Nee, niet Hippoliet. Gewoon Guy. Guy van Ostade!'

Ik keek hem enige tijd aan. Zat ik hier tegenover een genie, een seniel of iemand die me voor de gek hield?

Van Ostade ging verder: 'Het was het verlangen meneer.

Ik wilde een grote worden. Daar had ik alles voor over.' Toen zweeg hij en nam een slok jenever. Jeetje, was hij nog aan de drank ook?'

 

'Maar goed spelen is toch tof?'

Hij schraapte zijn keel.

'Aanvankelijk was ik ook gelukkig en trots. Ik herinner me nog goed de eerste reportage die over me verscheen en vanaf toen ging het snel. Ik reisde heel het land door en wilde alsmaar meer. Nog beter spelen, nog meer roem, nog vaker in de krant.'

 

'Dat is dus aardig gelukt?'

'Dat is het hem juist. Er kwamen buitenlanders. Bijna geen mens of die had wel eens de weg naar mijn huis moeten wijzen en de reporters kr'pen voor me.

Ik werd ook ijdel want met bescheiden zijn bereik je weinig had ik geleerd. Ik begon me anders te kleden.

Bril aan een kettinkje, gouden armband, parfum, gel in mijn haar, ik gaf kusjes, deelde handtekeningen uit en ging zelfs anders lopen.'

Hij nam weer een slok en na een kort stilzwijgen ging hij verder.

'En dan die nachten. In mijn bed lag ik duiven te koppelen, eieren te verleggen, beter voer samen te stellen.

Van tuinieren of met het gezin op reis gaan kwam niets meer. Dat kon gewoon niet.

 

'Had U dan geen angst uitgesloten te worden? Dat deden ze toen als iemand te ver boven de rest uitsteeg.'

'Was d't maar gebeurd! Dat was wellicht het einde geweest van mijn ellende. Want aan mijn geldingsdrang kwam geen einde. Ik werd geleefd. Tot ik het ontdekte.'

 

'Wat ontdekte?'

'Hoe mensen zijn. Dezelfde die me eerst aanbaden stampten me later metersdiep de grond in. Aanvankelijk speelde ik met weinig duiven die ik zwaar poulde.

Toen was ik een geldwolf. Ik moest maar eens met meer duiven spelen. Vervolgens ging ik met meer duiven spelen en wat zeiden dezelfde mensen? Dat ik zo presteerde door de massa. Ik moest maar eens met weinig duiven spelen.

Ik g'f de duiven iets, ik knoeide met de klok, ik 'lag' goed.

Bij niemand kwam het op dat ik ook wel eens goede duiven kon hebben. Geen mens die besefte wat ik er allemaal voor deed.'

Toen zweeg hij.

Ik keek naar hem en hij naar mij.

Hij nam weer een slok en huilde.

 

'Ach meneer. Hoge bomen weet je wel. Die vangen veel wind.'

Die opmerking had ik niet moeten maken. Als door een adder gebeten veerde hij overeind. 'Wind vangen? Daar zou ik mee kunnen leven. Maar niet met orkanen van drek. En hoge bomen? Die worden als het even kan 'mgehakt!'

 

'En je vrouw en kinderen dan? Had je daar geen steun aan toen je je door de wereld zo verlaten voelde?'

'Mijn kinderen? Eerst begonnen die de duiven te haten, nadien de liefhebbers en tenslotte mij, hun bloedeigen vader.

En mijn vrouw? Ach meneer, u snapt er niets van. Mijn eerste vrouw heb ik nooit meer terug gezien nadat die een pakje sigaretten ging halen op de hoek, mijn tweede vrouw heb ik op de trein gezet. Terug naar haar ouders.'

 

'En nu zit je dan hier?'

'Ja, nu zit ik hier. Om af te kicken. Van de verslaving, de roem en alles er omheen!'

Ik stond op en schudde hem moedeloos de hand.

Nog een keer keek ik hem aan. Hij scheen me al vergeten en nam een volgende slok.

 

DE MORAAL

Duivensport kun je op verschillende wijze beoefenen en sommigen doen het verkeerd.

De fascinatie ontaardt in een verslaving waarvoor alles moet wijken.

Ik heb gezinnen gezien die er onderdoor gingen, gezinnen ook die geen gezinnen meer zijn.

Als sommigen meer rekening zouden houden met hun huisgenoten zouden die meer rekening houden met hun hobby.

Ooit waren mijn duiven niet geregistreerd. Ik was daar goed ziek van, niet weinig chagrijnig en nog minder te genieten.

Nooit meer zal ik de blik vergeten waarmee mijn zoon me toen aankeek.

Zo belangrijk is duivensport nu ook weer niet.

Weet ' nog wie drie jaar geleden 3e Kampioen vitesse was?

Nou dan!