Ga direct naar de inhoud.

Zilver (23-01-2022)

Al 2022? Zoals elk jaar rond deze tijd zal het even wennen zijn. Ja, hoe vaak zeggen we elkaar wel niet dat ‘het’ allemaal zo snel gaat.  Het is al weer van 1997 geleden dat mijn eerste artikel in De Duif  verscheen. Een rekensommetje is gauw gemaakt: 25 Jaar: Zilver. Met schrijven was ik al veel eerder begonnen. Al kort na mijn eerste en tevens laatste huwelijk.

 WAAROM

Waarom ik er ooit aan begonnen ben? Dat had meerdere redenen.

-Ik kon in contact komen met top spelers en er van leren.

-Zelfs als betrekkelijke leek al zag ik sportgenoten zulke dwaze, zelfs wraakroepende fouten maken dat dat vroeg om gecorrigeerd te worden. Komt bij dat ik kennelijk van nature de behoefte heb mensen te doen delen in dat beetje kennis dat ik heb. Vandaar misschien ook mijn onderwijsverleden. Dus: Ik wilde zelf leren maar ook anderen leren.

-Ik was destijds (!) enorm geïnteresseerd in de hokken van de kampioenen. Want een goed hok was wat ik zelf ook wilde. Met daarop goede duiven natuurlijk en omdat ik nog niet de middelen had kreeg ik zo'n goed hok mogelijk door de schrijverij. Maar dat leren fascineerde me het meest. Dat deed ik als beginnend schrijvertje en zou dat blijven doen, tot de dag van vandaag.

 HOKKEN

Tot de mannen die in die tijd duivensport domineerden hoorden Jan Zoontjens, Jos Soontjens, Marcelis, Hofkens, de Janssens, Somers. Ik heb ze allemaal bezocht, maar mijn verwarring omtrent ‘hoe een goed hok er uit ziet’ werd er alleen maar groter door.  Bij Jan Zoontjens, Marcelis en Somers (de Dokus) waren de hokken potdicht. Daar kon als het ware geen vlieg in of uit.

Op de hokken van Hofkens en de Janssens daarentegen stond bij winderig weer je haar stijl overeind. Je keek tussen de pannen door naar buiten, in de winter was het sneeuw ruimen. Een duivenhok moet goed zijn, maar dat kan dus op verschillende manieren, zo leerde ik. Uiteraard hebt U daar als lezer niets aan. Hebt U twijfels of zoekt U naar verbetering? Ga proefondervindelijk te werk. Empirisch met een ‘geleerd’ woord. Maak je hokken verschillend. Bij voorbeeld het ene hok goed verlicht, het andere niet. Het ene hok dicht, het andere hok open. Het ene hok goed poetsen, op het andere een vloerbedekker. En zo kan je nog wel even door gaan. En dan kijken hoe de duiven reageren. Zij gaan je vertellen wat het beste hok is. 

  GELEERD

Ik durf me dus niet goed meer uit laten over duivenhokken. Heb te veel gezien en gelezen dat volledig in strijd is met bestaande opvattingen. Het verhaal van de Zandhovense kampioen Eddy Janssen is bekend. Prachtige nieuwe hokken moesten worden afgebroken vanwege duiven die niet meer presteerden. Onlangs las ik in deze krant dat iemand echt goed was gaan spelen nadat hij meer ramen had geopend.

In een ander artikel kon je lezen over iemand die de vorm van zijn duiven omhoog zag schieten nadat hij de hokken dicht gemaakt had. Zij vermeld dat het toch steeds meer mode wordt de hokken meer open te maken. Vooral die van jonge duiven. Dirk Donckers had ze destijds geïsoleerd met kippengaas. Hoe je hok er ook uit ziet, wat vast staat dat een duif er zich op thuis moet voelen. Zich moet hechten aan het eigen territorium. Met luxe heeft dat niets van doen.         

ZELF

Toen ik in de vorige eeuw mijn huidige woonst betrok stonden er al zelf gemaakte hokken. Destijds gaf ik overdag en ’s avonds les en hielp de aannemer bij het bouwen van mijn huis. Druk genoeg dus. Ik had twee afdelingen voor jonge duiven en besloot de ene niet te poetsen. ‘Dan maar minder presteren op dat hok. Mijn tijd zou nog wel komen. De tussendeur stond op een kier. Toen ik ’s avonds de hokken betrad deed ik een merkwaardige ontdekking. Alle jongen zaten op het hok dat niet gepoetst werd.

Ik had genoeg gezien. Dat was het beste hok. Vanaf toen werden de hokken hoogstens eens per jaar schoon gemaakt. Wel waren het droge hokken met meestal een bodembedekker zoals maiskolven. Smerig waren die dus zeker niet hoewel ze wel menige wenkbrauw de hoogte in deden gaan.     

 KLAK EN LEYTENS

Op de vlucht der vluchten, Nationaal Orleans jonge duiven, kon ik destijds enorm uithalen. Zodanig zelfs dat Klak enkele keren kwam letten. Als ik er een aantal thuis had belde hij naar Reusel (zelfde afstand) en daar was het schrikken. Klak snapte er niets van. ‘En die mannen maar poetsen’, zei hij steeds. Zo kreeg ik wijlen Cor Leytens, een goede vriend, ook eens op bezoek. Lekker gebabbeld en toen het donker was vroeg hij of hij zijn neus eens in de hokken mocht steken. Zo gezegd zo gedaan. Hij opende de deur en deed die bijna meteen weer dicht. ‘Ik heb het al gezien’, zei Cor. ‘Goede hokken, je voelt het gewoon’. Vanaf die dag lachte ik niet meer met mensen die zeiden dat ze vorm konden ruiken. 

 JAPANNERS  

Zo was er ook dat jaar dat de Japanners een film kwamen maken over Orleans. Ik had ze naar de initiatief nemers in Tilburg gestuurd. Daar werd gefilmd en ook werden de camions naar Orleans gevolgd waar destijds tot 200.000 jonge duiven tegelijk werden los gelaten. Ik kon niet mee, speelde immers zelf.

Die Japanners waren chique heren in nette pakken. Mijn vrouw herhaaldelijk: ‘Schaam je dood met die hokken, maak die schoon voordat die mensen hier zijn.’ Zo gezegd zo gedaan, vanaf een dag of tien voor inkorven was geen stofje te bekennen. De duiven reageerden meteen, maar anders dan verhoopt. Je zag de conditie met de dag terug lopen. Orleans was nog wel goed, maar niet voor mijn doen. Wat loos was merkte je als je je hand tegen de kille vloerplanken hield. Heel wat anders dan weleer.

 VOEREN

Nogal wat liefhebbers hechten veel belang aan voeren. ‘Als je kan voeren kan je ook met duiven spelen las ik eens.’ Mijn contacten met grote kampioenen deden me toch anders denken. Vraag aan 10 grote namen in onze sport hoe ze voeren en mogelijk krijg je 10 verschillende antwoorden. Gaston van de Wouwer kwam alleen ’s avonds bij zijn duiven. Die werden dus alleen ’s avonds gevoerd. Ook de Bruijn voert zijn jongen slechts een keer per dag. Fond icoon Jan Theelen: ‘Wat men verstaat over opvoeren heb ik nooit begrepen. Over ‘op punt brengen’ voor een nationale vlucht evenmin. 

Joost de Smeyter dan weer hecht wel veel belang aan voeren.
Zijn benadering is bijna wetenschappelijk. En de Vlaming is op de grote fond Nationale top. Wat je wel steeds meer ziet, in navolging van Klak misschien, is dat liefhebbers het hele jaar door dezelfde mengeling geven.
Vooral voor jongen lijkt dat niet verkeerd. Want wekelijks op enkele dagen tijd overschakelen van ‘zuivering’ op ‘zwaar energie rijk voer’ kan niet anders dan de spijsvertering belasten. Iets wat vooral jonge duiven kunnen missen als kiespijn.