Ga direct naar de inhoud.

Te weinig gelachen (03-11-22)

Te weinig gelachen

Wat stond ik me te schamen bij de voerboer. Niet vanwege de ‘duivenklompen’ die ik droeg en maar niet op kon ruimen, maar vanwege een paar sportgenoten. Ze kwamen uit de regio Rotterdam. ‘Ik rookt niet.’ Ze praatten ook iets te hard.
De aanwezige klanten keken toe met afkeurende blikken en allemaal hoorden ze waar ‘die Hollanders’ het over hadden.
Of beter, over wie ze het hadden. En als mensen over anderen praten weet je het. Dan hoor je zelden iets goeds.
Nu werden sportgenoten met de grond gelijk gemaakt omdat ze met zo veel duiven spelen. Van alles kregen ze naar hun hoofd geslingerd.

OUDE VROUWTJES
‘Ach je moest eens weten wat je hier allemaal hoort en over wie’ zei de voerboer. Enkele oude vrouwtjes uit het dorp knikten instemmend.
Een ervan kende ik vaag, de vrouw van een duivenmelker die me eens vroeg of ik nog steeds stukjes schrijf. Ik knikte. Waaròm ik nog steeds schrijf?  
Vooral omdat ik voor iets wordt betaald waarvoor ik me niet in het zweet hoef te werken.
Het biedt de kans om aan die ziekelijke neiging van me te voldoen: Ogen openen.
Maar soms heb ik toch twijfels. Dan vraag ik me af of ik niet de verkeerde keus heb gemaakt. Of ik niet beter schilder was geworden. Want geen beroep dat zoveel uitzinnige mogelijkheden biedt als dat van kunstenaar.
Die hoeft er niet uit te zien. Die hoeft maar even met een penseel te zwaaien, wat de onsterfelijkheid van zijn gaven symboliseert, of, oeps de knapste vrouwen laten als bij toverslag hun kleren zakken om ijskoud voor hem te poseren.
Iets wat wel af steekt bij het mateloos geploeter van de niet met kunstenaarsgaven gezegende medemens om hetzelfde te bereiken.

WANNEER
Men vraagt me ook wel eens wanneer ik begon met schrijven en waarom ik me niet altijd bij duiven houd. Ik schreef mijn eerste artikel toen er in Tilburg alleen meer dan 1.000 liefhebbers waren in plaats van de amper 50 van nu. Mensen hadden toen duiven voor de lol en om er geld mee te verdienen. Met spelen wel te verstaan, aan verkopen dacht toen geen mens.
Hoe anders is het vandaag de dag.
Er worden danspasjes gemaakt met persjongens die vervolgens niet te beroerd zijn bepaalde liefhebbers de hemel in te krijsen. En toegegeven dat werkt.
Evenals de veelkleurige verkoopbrochures en pedigrees waarin ze uitpakken met namen en rassen die in de mode zijn. Op zich is daar weinig mis mee, ware het niet dat sommigen amper in staat zijn een fatsoenlijke prijs te winnen.  

 ECHTE START
De echte start kwam toen een nieuwe duivenkrant werd opgericht, ook weer lang geleden. De eerste vergadering zal ik nooit vergeten. Roger (uitspreken Rozjee) was daar, Dick, Mark (uitspreken Mark) en Chantal (uitspreken Sjantal). Van Chantal herinner ik me nog haar adembenemende schoonheid. Toen ze zich eens voorover boog vielen de ogen van Mark zo diep in haar decolleté dat hij zich zwijmelend aan de tafel vast moest klampen om niet van zijn houtje te gaan. Hij was een zware roker (84 sigaretten per dag) maar dat bracht hij terug tot 42 nadat bij hem een long was weggenomen. Later hoorde ik alleen maar iets terug van Chantal en Dick. De eerste verhuisde naar Amsterdam waar ze zich ontpopte tot een bijzonder gastvrij vrouwtje als je 200 oude guldens bij je had. Dick en ik, twee bijzonder getalenteerde schrijvers (;-)) werden maten.

ANDERS
Dick zou op mannen vallen, maar zo lang dat niet op mij was interesseerde me dat geen hol. dan nog? Ik herinner me nog dat het beroemde duo Dick en A S ‘café de plezante melker’ binnen doken. Fans die dat café wel eens willen zien moet ik helaas teleurstellen. Het heet nu: ‘Café Best Kittel.’
Het verhaal gaat dat daar hevig gedebatteerd wordt wie in duivenland ‘de Best Kittel soort’ heeft.
Ik bestelde, zoals gewoonlijk, 30 pilsjes voor mij en 15 voor Dick, hij is namelijk een matig drinker. En lol dat we hadden. Tot Henk binnenkwam.
Die schreef ook in duivenkranten maar kon ons niet luchten of zien. ‘Dikke nekken, kl..tzakken, apenkoppen’ waren de termen die hij meestal gebruikte als hij het over ons had. Want gevoel voor proza had hij.
Tot die dag dat hij de pech had dat we net besloten hadden dat gescheld niet meer te accepteren. Dick schopte hem op een pijnlijke plaats voor mannen, ik stak zijn baard in de fik en een peen in elk neusgat.

FLAUWERIK
Hij ging weg zonder zelfs maar ‘goede dag’ te zeggen en sindsdien heeft hij niets positiefs meer over me geschreven, iets wat ik nooit begrepen heb.
Dick en ik bleven vrienden.
Jammer dat hij van die andere passie van me, voetbal, totaal niets snapte. Hij wist niet wat buitenspel was, bij een inworp schreeuwde hij ‘hands’ en als de tegenpartij na rust scoorde veerde hij juichend op. Hij had er geen benul van dat de spelers van  speelhelft hadden gewisseld.

LATER
Later vestigde ik me in B N (city of dreams), hij in Antwerpen. In Antwerpen moet je zijn voor een joint, maar ‘joint rokers’ woonden er in B N maar twee; Schele Kees en Fons de Luizenvanger. Die noemden we zo omdat hij zich de godganse dag in zijn kruis stond te krabben.
‘Luizen’ zei hij dan. Tot hij dat krabben eens bij mij probeerde. Sindsdien heet hij niet meer Fons de Luizenvanger maar Manke Fons.
Vanaf toen kon hij met zijn voor altijd gekwetste knie een carrière als tennisspeler vergeten, maar daar zat hij niet mee, hij wilde toch voetballer worden.
In duivensport maakte hij het wel. Hij werd de tweede beste schrijver over duiven aan deze kant van de Chinese muur.
Heel lang zijn we samen uit blijven gaan.
Toen een ‘dame’ hem eens 30 schatte toen hij al dik in de 40 was werd dat blondje zo verwend dat haar gekrijs tot aan de Duitse grens hoorbaar moet zijn geweest.  Het was de dag dat ik zeker wist dat hij niet op mannen viel, zoals vaak werd beweerd.

WAAROM
Waarom dit vreemde verhaal, zit U zich mogelijk al enige tijd af te vragen?
Omdat het deels waar is en ik weer eens vol weemoed aan vroeger denk. Duivensport was toen gezellig, mensen hielpen elkaar, van Chinezen hadden we nog nooit gehoord en vooral, toen werd er (nog) gelachen.
Meer dan nu en dat zal er niet beter op worden als we straks onze klokken na de vlucht niet meer binnen hoeven brengen.
De prijs voor de ‘vooruitgang’ zeg maar. En nu komen we bij een groot mankement van hedendaagse duivensport; Er wordt te weinig gelachen !!!